Conclusie

Na de Tweede Wereldoorlog brak er voor de meubelindustrie in Nederland een nieuwe periode aan. De enorme vraag naar meubelen maakte het van groot belang om snel en veel te produceren. Vooral in de jaren ’60, toen de welvaart steeg, wilde men graag chiquere meubelen.

Meubelfabrikanten probeerden in eerste instantie aan de vraag te voldoen door meer arbeiders in te zetten, zoals altijd werd gedaan in tijden van grote vraag. Deze keer waren veel handen echter niet genoeg.

Ten eerste omdat arbeid steeds duurder werd, vooral in de jaren ’60. Ten tweede omdat zelfs met een grotere inzet van mensen niet aan de vraag voldaan kon worden. Men zocht daarom naar andere manieren om de productie te verhogen. Dit heeft geleid tot vernieuwingen op veel verschillende vlakken van de meubelindustrie.

Vernieuwende trends die we in dit onderzoek hebben gezien zijn:

  • Nieuwe machines. Niet per se meer machines, maar vooral nieuwere machines, die meer konden en steeds eenvoudiger te bedienen waren.
  • Nieuwe materialen. Materialen die zorgden voor vereenvoudiging van het productieproces, zoals schuimrubbersoorten en andere kunststoffen.
  • Nieuwe technieken. Nieuwe ‘uitvindingen’ zoals losse kussenhoezen en gebogen triplex maakten het produceren van stoelen sneller en eenvoudiger.

Verder raakte vooral het zogenaamde ‘Scandinavisch design’ erg in. Eenvoudige, strakke, vaak houten meubelen zonder veel poespas, maar ook weer niet zo strak en geometrisch als de vooroorlogse modernistische stijl.

Culemborg stond hierin overigens niet alleen, deze trends zijn in heel Nederland te herkennen.

 

Gevolgen

Deze trends hadden tot gevolg dat het werk van meubelmakers in een fabriek, of dit nu houtbewerkers, metaalbewerkers, naaiers of stoffeerders waren, steeds eenvoudiger werd. Het kwam uiteindelijk vooral neer op het bedienen van machines, maar niet meer op het beheersen van een ambacht met specifieke kennis en vaardigheden, die jarenlange oefening vereisten.

Sommige ambachtslieden begonnen bedrijfjes die gespecialiseerd waren in bepaalde technieken, die specifieke kennis en vaardigheid vereisten. Voor meubelbedrijven was het niet rendabel om deze mensen in dienst te hebben, omdat er niet genoeg werk was. Als extern bedrijf voerden zij opdrachten uit voor meerdere fabrieken. Denk hierbij aan het kunstig bewerken van stoelpoten of het vlechten van stoelzittingen met biezen of pitriet. Ook ontstonden al snel bedrijven die zich specialiseerden in het verwerken van boomstammen tot planken. Zij werkten voor verschillende meubelbedrijven.

Al met al was het produceren van meubels met de hand te kostbaar geworden. Veel vakkennis is zo in de loop van deze periode verdwenen of werd alleen nog door specialisten en hobbyisten gekoesterd.

 

Stoelmontage bij Palumbus

 

 


Meer lezen

– Y. Brentjes, V = vorm. Nederlandse vormgeving 1940-1945. Rotterdam 2015.

– W.H. Gispen, Schoonheid van industriële producten. Rotterdam 1948.

– J. Hocke Hoogenboom, ‘Culemborgse herinneringen’, in: Culemborgse Voetnoot nr. 35, 2007, pag 2-32.

– A.C.H. Hofstede, Meubelkunst. 40 eeuwen meubelgeschiedenis. Utrecht 1989.

– J. Jacobs, ‘Meubels op maat voor de ABN’, in: GispeN.U. Transparant| voor iedereen| tijdloos| maatwerk| duurzaam. Culemborg 2018.

– J.G. de Jongh, ‘Stoelenmakerijen in Culemborg’, in: Culemborgse Voetnoot nr. 26, 2001, pag. 1-16.

– A. Koch, W.H. Gispen (1890-1981). Industrieel ontwerper, een modern eclecticus. Rotterdam 1988.

– A. Koch, W.H. Gispen serieproducten 1923-1960. Rotterdam 2005.

– A. Koch en S. van Schaik, Gispen. Zwolle 2011.

– M. Kuipers, Interieurs van herrijzend Nederland 1940-65. Binnenruimten van een opkomende welvaartsstaat. Zwolle 2019.

– R.H.C. van Maanen, ‘De Culemborgse industrialisatie in de negentiende eeuw’, in: Culemborgse Voetnoot nr.19, 1989, pag. 2-4.

– Otakar Mácel, Stoelen. Catalogus van de verzameling van de Faculteit Bouwkunde in Delft. Rotterdam 2008.

Mobilia, vakblad voor de meubel- en woningtextielbranche, nummer 32, juni 1962.

– C.W. Raven, ‘Een familie aan het water’, in: Culemborgse Voetnoot nr. 56, 2015, pag. 1-9.

– P.W. Schipper, ‘De Culemborgse stoel: een populair stuk huisraad uit de negentiende eeuw’, in: Antiek, veertiende jaargang, no.1, juni/juli 1979, pag. 43-63.

– P.W. Schipper, ‘Meubel- en sigarenfabrieken’, in: Van Voorburg tot Triowijk. Bouwen in Culemborg rond 1900. Culemborg 1985.

– W. Smeets, Goed gerei. Opkomst en ondergang van een (meubelmakers)familie. Rotterdam 2018.

– F. Voermans, Van Amerikaansche tot Oirschotse stoel. De ontwikkeling van de Oirschotse stoelen- en meubelindustrie in de jaren 1860-1985. Oirschot 1985.

– J. van der Winkel, ‘Een zeer bedrijvig stadje’, in Jubileumuitgave 150 jaar Culemborgsche Courant, 12 november 2010, pag. 45.

Advertentie Coja ca. 1950